Meer met minder, kan dat?

Door Leo Smit, oprichter van SmartTrackers


De CO2-Prestatieladder heeft het begrip “vermeden emissies” geïntroduceerd. Dit houdt me al een tijdje bezig en ik ben dit begrip in de praktijk vaak aan het toetsen om eventuele vragen te kunnen beantwoorden.

Bij mijn bezoek aan de Nationale Conferentie Duurzame Digitalisering speelde dit onderwerp ook mee. Het was een inspirerende conferentie over hoe ICT enerzijds kan bijdragen aan de verduurzaming, en anderzijds roet in het eten gooit door de enorme toename van energiegebruik van datacenters. Ik kon uiteindelijk niet anders vaststellen dan dat de neiging om problemen op te lossen door simpelweg “meer” middelen in te zetten, vaak lijkt te prevaleren  boven het maken van bewuste keuzes voor begrenzing en het streven naar meer doen met minder.

Deze “meer”-aanpak leidt weliswaar tot economische groei — een heilige koe — maar vergroot tegelijkertijd onze afhankelijkheid van landen als China, wat ons kwetsbaar kan maken. De huidige aanpak leidt in ieder geval tot hoge investeringen, een grote behoefte aan grondstoffen en elders geproduceerde producten. Dit gaat ten koste van onze zelfstandigheid en het is ook niet moeilijk in te zien dat het een doodlopende weg is. Want zelfs al weten we onze welvaart nog steeds te vergroten, het gaat uiteindelijk ten koste van ons welzijn.

Energetici spreken in dit geval van het “rebound effect”: zodra we een besparing door innovatie hebben gerealiseerd, wordt deze weer uitgegeven. Een mooi voorbeeld is de ontwikkeling van de auto. Motoren werden steeds zuiniger, met uiteindelijk elektrische aandrijving. Vervolgens werden auto’s echter ook steeds groter, zwaarder en hoger, waardoor het voordeel weer in belangrijke mate verloren ging – of erger als je naar het grondstoffenverbruik kijkt.

Nu kunnen we ons niet loskoppelen van de wereldeconomie, maar wil je toekomstbestendig blijven, dan zullen we toch moeten gaan leren denken vanuit wat nodig en beschikbaar is, en niet vanuit wat er allemaal kan. Doen we dit niet uit eigen beweging, dan worden we daar vanzelf toe gedwongen en zal dat een enorme schokgolf geven wat uiteraard tot allerlei grote problemen gaat leiden.

Om te zien dat dit proces al gaande is hoef je alleen maar het nieuws te volgen. Er is dus geen tijd te verliezen.

Doemdenken is in een land van ongekend hoge welvaart niet nodig. Graag wil ik daarom benadrukken hoeveel er allemaal wél mogelijk is om de hedendaagse uitdagingen te lijf te gaan. Waar kun je dan aan denken? De essentie zit in het efficiënter gebruiken van wat al beschikbaar is, met een grotere focus op begrenzing. Juist daardoor krijg je innovatie en creëer je de economie van morgen.

Bij deze een klein gedachtenexperiment:

  • Wat als ik morgen tegen tien mensen zou zeggen dat ze niet duizend liter brandstof, maar slechts vijfhonderd liter krijgen voor een jaar? Dan gaan ze meer samen reizen (bezetting van personenauto’s is nu gemiddeld 1,2 persoon per rit), kopen ze kleinere auto’s die echt zuinig zijn, kiezen voor elektrisch en gaan ze langzamer rijden (De benodigde energie neemt exponentieel toe met snelheid. Het verschil tussen 120 en 100 km per uur is ca. 40% voor gemiddeld 5 minuten tijdswinst!).
  • Wat als ik zeg dat je maar eens in de vijftien jaar een nieuwe fiets mag kopen? Dan wordt deze steeds weer gerepareerd en ben je er bovendien een stuk zuiniger op.
  • Wat als ik zeg dat je de AI-bot niet onbeperkt vragen mag stellen, maar bijvoorbeeld maar vijftig per week? Dan ga je vooraf kritischer nadenken over wat echt zinvol is om op te zoeken. Of je kiest voor een bot die minder energie gebruikt waardoor je misschien wél je honderd(en) vragen kan stellen.
  • Wat als ik zeg dat je geen video’s op onnodig hoge resolutie mag streamen tijdens piekuren op het elektriciteitsnet om het net te ontlasten? Hoe erg is dat?

Het spreekt voor zich dat dit soort begrenzingen niet eenvoudig zwart-wit in te regelen zijn. Echter door duurzaamheid serieus mee te beprijzen, kom je best in de buurt van de hierboven uiteraard wat zwart-wit gestelde afbakening. Laten we eens kijken hoe dit zou uitpakken als je kijkt naar het probleem van netwerk congestie op het elektriciteitsnet.

Hoe zorgen we ervoor dat er voor iedereen voldoende elektriciteit beschikbaar is – dus ook voor het huis dat nog gebouwd moet worden? Over de gehele dag gezien is er ruim voldoende capaciteit, maar die wordt gemiddeld slecht benut (zo’n 30 % van de beschikbare transportcapaciteit). Het probleem is dus vergelijkbaar met files op de weg — te veel tegelijk op piekmomenten.

Duidelijke afspraken over opwekking, gebruik en opslag zijn uiteraard een stuk sneller, makkelijker, goedkoper en duurzamer dan het steeds weer aanleggen van extra kabels (de “more-is-better” strategie). Hoe erg is het om wat in te schikken, zodat er ergens anders veel sneller een nieuwe woning aan het elektriciteitsnet kan worden aangesloten?

Een mooi voorbeeld gaf Leo Dijkstra (IBM) in zijn voordracht: als we tien miljard zouden investeren in accupacks voor stroomopslag op wijkniveau, dan kunnen we ongeveer honderd miljard investering in infrastructuur vermijden. Gecombineerd met het uitgangspunt om bij schaarste zaken beter te verdelen, kun je dus razendsnel problemen oplossen. Daarbij is ook deze oplossing nog wel in de hoek van ‘meer’, ook al is het al een stuk slimmer dan maar kabels te blijven trekken. Door opslag te combineren met het vermijden van de piekuren, kun je uiteraard sneller en goedkoper (voor iedereen) tot het gewenste resultaat komen. Met als gevolg een stabiel netwerk voor alle (potentiële) gebruikers.

Wat soms ook vergeten wordt, is dat de miljarden die geïnvesteerd worden in het elektriciteitsnet ook zouden kunnen worden aangewend voor energiebesparing en het creëren van een nieuw marktmodel van vraag en aanbod, waardoor je überhaupt minder energie nodig hebt, danwel het net minder hoeft uit te breiden en aan te passen. Een leuk weetje is dat, ondanks de toename van elektrische auto’s en warmtepompen, het totale elektriciteitsverbruik sinds 2010 steeds net onder de 125 miljard kWh blijft. We hebben dus vooral een piekprobleem op te lossen.

Eigenlijk geldt voor alle grote vraagstukken van onze tijd dat we die alleen kunnen oplossen door wat meer in te schikken. Het is wellicht wat veel gevraagd in deze tijd van individualisme en polarisatie, maar als mensen kunnen wonen in een grote drukke stad zonder elkaar continu naar het leven te staan, dan is onze beschaving toch voldoende ontwikkeld om schaarse middelen beter te verdelen.

Wet- en regelgeving kan helpen om betere keuzes te maken, maar is nooit zaligmakend. Daarbij zie je vaak dat bij de eerste beste tegenwind, zoals bij de CSRD, er wordt gemorreld aan de doelstellingen. Juist door in Europa hoge eisen te stellen – ook aan producten uit het buitenland – kunnen we controle houden over hoe wij onze welvaart in stand willen houden. Je wilt er toch ook niet aan denken dat wereldwijde techbedrijven de standaarden bepalen voor wat er wel en niet met onze gegevens mag gebeuren en wat we voorgeschoteld krijgen qua content?

Wetgeving en normen helpen, maar hebben ook beperkingen. We verliezen daarmee soms ook het zicht op de bal. Mijn slotpleidooi is dan ook: wacht niet tot iemand je iets op gaat leggen, maar denk na over hoe je de uitdagingen waar je voor staat inherent slimmer op kan lossen, vanuit het motto: meer met minder.

Wil je de innovatieve geest optimaal prikkelen, maak dan eens de gedachtestudie om met bijvoorbeeld de helft van je beschikbare middelen een specifiek probleem op te lossen – en let dan eens op wat er aan creativiteit opborrelt.

Ik durf te stellen: succes verzekerd!